EEN HANDJEVOL ACHTERGROND

  

Ik hoor mijn moeder nog praten, over de overburen. Van verzekeringsgeld bouwden zij een huis dat vooral gericht leek op maximaal visueel effect, maar mijlenver tekort schoot in praktisch gebruik en eenvoudig comfort. ‘Wat een verbeêlding’ zei ze dan in dialect, met de voor haar typische mengeling van milde veroordeling en diepe geamuseerdheid. Je zag haar denken: ‘wat een onzin halen sommige mensen in hun hoofd’. Die toon, dat was wat ‘verbeelding’ bij ons thuis was: een nogal bijzonder, dubbelzinnig begrip. Het had niets te maken met fantasie of creativiteit, maar eerder met dommige eigendunk en amusante pretenties.

Op afstand in tijd en ruimte zie ik hierin duidelijk afgetekend de nuchtere Westfriese mentaliteit: doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Provinciaal, benepen, benauwend? Wellicht, op sommige momenten. Bijvoorbeeld toen ik werd ‘uitgescholden’ voor intellectueel, omdat ik daadwerkelijk een boek ging zoeken in de bibliotheekschappen, in plaats van het gebruikelijke hangen aan de leestafel en het met mijn grote waffel intimideren van andere bezoekers en het personeel. Dat soort momenten heeft me voorgoed genezen van tenminste een deel van die Westfriese mentaliteit. Ik keerde me uiteindelijk helemaal af, in de veronderstelling dat ik anders was. Of in de hoop dat ik anders was en met het knagende gevoel dat dat niet helemaal klopte.

De afgelopen weken las ik uit het werk van Seamus Heaney, de Nobelprijswinnende dichter uit Noord-Ierland. Zonder me al teveel te verbeelden voel ik een bepaalde verwantschap met hem. Ook Heaney is een nuchtere noorderling en een afvallige katholiek. Ik kom thuis in zijn woorden:

Uit die aardewoning erfde ik
Een stapel unieke, koude herinneringsgewichten
Om me te verzwaren, met hand en voet, in de schaal der dingen

Hij lijkt het over mijn geboortestreek te hebben als hij schrijft: ‘geen plek ter wereld beroept zich meer op zijn waakzaamheid en realisme, geen plek die zich meer geschikt acht om elke retorische zwierigheid of extravagante aspiratie te censureren.’ En dat voelt als het begin van een wonder – de belofte van een mirakel dat tussen de regels woont, in de stilte tussen de woorden.

Ik beeld me in dat mijn moeder ook van Heaney had genoten. Ze was verre van benepen. Ze was een gewone, bijzondere vrouw – zonder verbeelding, maar vol taal, fantasie en creativiteit. En ik kom uit haar voort, zoals een bloemkool uit de Westfriese klei. Mijn hoofd heeft weliswaar in de wind staan waggelen en over de horizon getuurd, maar met mijn voeten sta ik eigenlijk nog steeds in die Westfriese prut. In een wereld waar ‘verbeêlding’ hoogtij viert ben ik blij met die achtergrond.

foto: Anno Huidekoper, Leeuwarder Courantdichtregels Heaney: ‘Squaring xl’, uit ‘Seeing Things’, London, Faber&Faber, 1991, p.100 – (letterlijke) vertaling: Buitendijksquote Heaney: Nobel lecture, 1995

 

 

 

 

 

 

  

1 Comment

  1. […] van bijvoorbeeld Wordsworth. Tenslotte toont Seamus Heaney dat een poëtische benadering van zijn Noord-Ierse landschap pas echt waarde krijgt als je als individu aandachtig observeert en associeert, en sceptisch en […]

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: