A Sense of Place

image

Kinderen spelen steeds minder, lees ik, en dat is slecht voor de ontwikkeling en de geestelijke gezondheid in onze samenleving. Volgens de auteur van het artikel, Peter Gray, en zijn Nederlandse medestander, Rutger Bregman, wordt deze ontwikkeling vooral veroorzaakt doordat zelfs kinderen het tegenwoordig al veel te druk hebben. De factor tijd is het voornaamste probleem, met andere woorden. Maar is het de enige factor? Onze omgeving is de afgelopen decennia immers ook ingrijpend veranderd, en niet altijd ten gunste van het vrij spelende kind. Het is twaalf jaar na Rochard Louv’s Laatste Kind in het Bos en zijn constatering dat kinderen niet meer buiten spelen staat fier overeind. In een samenleving zonder spelende kinderen speelt de factor ruimte volop mee.

Ik geloof in de vatbaarheid van kinderen voor de sfeer van een plek, en hun vermogen hun omgeving soepel in hun spel en hun verbeelding te betrekken. Ik zie het om me heen, en herken het van mijn eigen kinderjaren. Ik trok bijvoorbeeld altijd naar de oudere plekken met veel bomen. Ik beleefde de spannendste avonturen op het beschaduwde klinkerpad langs het Heidens kerkhof, onder de wiegende berken in de tuin van een schoolvriend en op het eerste stukje van het Landpadje, net door het klaphek en langs de hoogstamfruitbomen. En aan het begin van mijn puberjaren maakte de reden waarom ik eigenlijk in pastorie van Westwoud was (de voorbereiding op het Heilig Vormsel) veel minder indruk op me dan de bemoste vreemdheid van de pastorietuin.

Tegelijkertijd werden in die jaren de kleine, hobbelige weilanden achter ons huis strak getrokken, de kavels vergroot en herverdeeld, de vaarpolders met haar rietkragen en dammetjes onherkenbaar veranderd. Mijn herinneringen daaraan zijn net zo dierbaar: zomerse strooptochten over het land naar de in aanleg zijnde Westfrisiaweg, en sleeën op de hellingen van de grote bergen grond. Maar al te snel waren die bergen vlak getrokken, de sloten verbreed en de kavels vrijwel onbereikbaar gemaakt. Van het resultaat heb ik dan ook nooit leren houden: ik ben immers al vroeg op afstand gezet. Het ruilverkavelingsproject hield namelijk geen rekening met avontuurlijke jongetjes op zoek naar spannende plaatsen. Ruilverkaveling is een rationeel proces; het offert per definitie eigenheid op aan het bedrijfsgemak en de opbrengsten van de agrarische sector. Op basis van de hoge nood van agrarische bedrijven en steunend op de macht van het CDA en de boerenleenbank, was die richting onontkoombaar.

[Net zo onontkoombaar, schijnbaar, als de immer monsterlijkere uitbreidingen van Hoorn, of de ingrijpende aanleg van de N23, in hetzelfde landschap waar ik vroeger schaatste, bollen raapte, rondzwierf…]

wfo-landschap01

Het was vooral een benadering vanaf de tekentafel, vanuit de planeconomische modellen en de sectorale lobby. Het landschap is er geen betekenisvolle en intieme ruimte, maar eerder een financiële en ruimtelijke abstractie, waarin eigendom, functies en mogelijkheden willekeurig kunnen worden herschikt. Bij die herschikking bewijst men hooguit lippendienst aan historische en landschappelijke waarden, maar uiteindelijk komen de motivaties achter het plan nooit ter discussie te staan. Wat mot dat mot…

Dezelfde abstracte benadering van het landschap viel ook in een recente discussie onder Engelstalige academici en schrijvers, over het verschil tussen ‘place’ en ‘space’. De Chinees-Amerikaanse aardrijkskundeprofessor Yi-Fu Tuan liet zien dat ‘space’ – de abstracte, idealistische, maakbare ruimte, losgezongen van een concrete werkelijkheid – al eeuwen de leidraad is in onze omgang met de leefomgeving. Het resulteert te vaak in ‘non-lieux’ (‘niet-plaatsen’), in alle druilerige eentonigheden van onze moderne samenleving: monotone nieuwbouwwijken, schreeuwerige winkelcentra, verlaten industrieterreinen en agrarische monoculturen.

Ertegenover staat ‘place’ – het lokale, met al haar eigenheden en eigenaardigheden waarmee je je als mens kunt verbinden. Plaatsen als de pastorietuin, het Heidens kerkhof en het landpadje, waar ik als kind vrij kon spelen. Edward Casey, een filosofieprofessor, meent dat een mens die verbindingen nodig heeft: “To live is to live locally and know first of all the place one is in”. En dat is niet per definitie een idealisatie van vroeger, of weerstand tegen verandering en vooruitgang per sé. Het gaat vooral om de nabijheid die het landschap oproept. Omdat het Westfriese landschap en de woonwijken steeds eenvormiger zijn geworden, de lintdorpen zo weinig toegankelijk gebied kennen, en veel eigenheid verscholen is achter hekwerken, water en groen, is het lastiger geworden om er te ‘aarden’. Vroeger kon je er op uit trekken; nu is er nauwelijks meer dan het uitzicht vanaf de weg, een positie die je tot toeschouwer reduceert in plaats van deelnemer.

KerkNatuurlijk kan het ook anders worden ervaren. Een goede vriend van ons is afkomstig uit de Flevopolder. Hij heeft zijn hele jeugd doorgebracht in een door mensenhanden ontworpen landschap, in een landschap van ‘space’. Zijn geboortegrond was al ‘ruilverkaveld’ voor het er was en zijn beleving van het open landschap is daardoor heel anders. Zo fietsten we laatst over Terschelling tijdens het Oerolfestival. Toen we het bos achter ons lieten en weer in de leegte van de weilanden kwamen, slaakte hij een zucht van verlichting. “Eindelijk weer lucht,” zei hij letterlijk. Voor hem is het eigene gelegen in de open ruimte zelf.

Ondertussen besefte ik goed dat we te gast waren op een eilandfestival dat al jaren als ondertitel ‘A Sense of Place’ voert. Die titel benadrukt dat een authentieke plek waarde heeft, die zichtbaar wordt door er simpelweg te kunnen zijn en er ongedwongen tijd door te brengen. Door met de plek te kunnen ‘spelen’, als het ware. En zo ontwikkel je naast fantasie en spel ook ‘topophilia’ – liefde voor een plek, zoals W.H. Auden het noemde.

Mede daarom ben ik graag op Oerol. Het festival viert dat de hoek in de waddendijk bij Seeryp bestaat, net als het plein onder de Brandaris. Het maakt het eigene van het Formerumse bos zichtbaar, en het unieke van het strand bij Heartbreak Hotel. Het produceert verbindingen in plaats van afstand. En die ‘Sense of Place’ hoop ik de komende tijd ook in Westfriesland te (her-)ontdekken.

Bronnen:

  • Yi-Fu Tuan, Space and Place, University of Minnesota Press, 2001, en Topophilia, Columbia University Press, 1990
  • Edward S. Casey, The Fate of Place – a Philosophical History, University of California, 2013

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: