Ecopoëzie
Kunnen gedichten de aarde redden? Jonathan Bate, een Engels literatuurcriticus beweert van wel. Een bepaald soort gedichten, in ieder geval: natuurgedichten die de schoonheid en bijzonderheid van plekken op aarde bezingen, waardoor de lezer gaat geven om die plaatsen. Hij noemt dat ‘ecopoëzie’. In een wereld waarin het klimaat verandert en de natuur verdwijnt, zo meent Bate, gaat ecopoëzie het verschil maken.
Voor veel mensen zal Bate’s bewering nogal hoogdravend klinken, alleen al omdat nog maar weinig mensen poëzie lezen. Maar dat een kunstwerk mensen kan beïnvloeden is niet helemaal onzinnig. De dichtregels “Denkend aan Holland / zie ik breede rivieren/ traag door oneindig / laagland gaan” wekt ongetwijfeld bij veel mensen in ons land een gevoel op van genegenheid en trots.
Kanttekening
Maar waar Bate juist dat soort gevoelens wil bevorderen om de aarde te redden, constateer ik tegelijkertijd ook een probleem. In onze interactie met de natuur en het landschap brengen we voortdurend allerlei gedachten en gevoelens mee. We idealiseren dingen, we negeren andere dingen. We proberen het land voortdurend te vangen in onze eigen ideeën, woorden en beelden. In ons hoofd zit een ‘betekenismachine’ die een realistische relatie met het land in de weg kan gaan zitten, en er dus ook voor kan zorgen dat het beschermen van de aarde blijft bij dromen. We kunnen immers trots mijmeren over de ‘breede rivieren en het laagland’, maar ondertussen werken we er hard aan datzelfde laagland niet meer zo oneindig te maken. Daarom is een flinke hoeveelheid oprechtheid en zelfkritiek nodig, ook in het lezen van poëzie.
Drie voorbeelden
Drie Engelse dichters wijzen ons ieder op hun eigen manier de weg, zonder het zicht op de werkelijkheid te verliezen:
De Engelsman Geoffrey Hill maakt duidelijk, bijvoorbeeld in zijn Mercian Hymns en ‘Apology for the Revival of Christian Architecture in England’, hoe we het landschap en haar verleden idealiseren. Die idealisering correspondeert vaak niet met de realiteit, en blijft daarom steriel en vaag. Hill roept ons op kritisch te blijven op onze verzinsels over het land, omdat we anders de werkelijkheid uit het oog verliezen.
In zijn hele oeuvre geeft ‘dichter des vaderlands’ Ted Hughes kritiek op de moderne maatschappij, die de aarde beschouwt als ‘een hoop ruwe materialen, door god aan de mens gegeven ten behoeve van zijn exclusieve voordeel en gebruik’ (Winter Pollen). Die omgang met de aarde verstikt zowel onszelf als de natuur. Om dit te compenseren dicht Hughes vooral over dingen die we in onze cultuur onderdrukken en ontkennen: de rauwheid van de elementen, de bloeddorstigheid van roofdieren, de onverbiddelijkheid van verval en de tijd, en de vluchtigheid van visioenen en innerlijke rust. Hughes zet zo de schijnwerpers op de donkere kanten van de natuur en de mens, die nu eenmaal ook onderdeel zijn van onze werkelijkheid.
Nobelprijswinnaar Seamus Heaney, ten slotte, biedt onder meer in zijn gedichtencyclus “Squarings” een persoonlijker blik op zijn jeugd en thuisregio. De gedichten zijn doordrenkt met terughoudendheid. Heaney wijst ons zo op onze neiging overal woorden aan te wijden, in plaats van alles te laten zijn wat het is. In Heaney’s eigen woorden hebben we de neiging ‘naar taal af te dwalen, of erin te dwalen’, in plaats van alert, terughoudend en geduldig te zijn en te wachten op inzicht, schoonheid en de juiste woorden.
Conclusies
Bate’s ecopoëzie is dus niet compleet zonder cultuurkritiek. Natuurlijk is het belangrijk te blijven wijzen op de schoonheid van de wereld. Maar ook die schoonheid eigenen we ons maar al te graag toe. Daarom kunnen we onszelf pas echt ‘bewoners van de aarde’ noemen als we het kritische voorbeeld van onder andere deze dichters volgen. Anders zijn we niets meer dan clowns, die hun ‘maskers op tillen … om een vervoering te ervaren die zuiver van henzelf is’ (Geoffrey Hill, ‘The Heresford Carol’).
♣
Bronnen:
- Jonathan Bate, The Song of the Earth
- Hendrik Marsman, ‘Herinnering aan Holland’, Verzamelde Gedichten
- Geoffrey Hill, Mercian Hymns en ‘Apology for the Revival of Christian Architecture in England’ uit Tenebrae
- Ted Hughes, Collected Poems en Winter Pollen
- Seamus Heaney, Seeing Things
Geef een reactie