BOMEN EN HET BOS

Bomen staan de laatste jaren in de belangstelling. Ze worden bijvoorbeeld gezien als een belangrijk wapen in de strijd tegen klimaatopwarming en stedelijke hittestress, een idee dat zelfs de Europese Commissie heeft bereikt. En een ander voorbeeld is de hele beweging die het ‘Wood Wide Web’ bestudeert en bezingt (met biologen as Suzanne Simard en Peter Wohlleben voorop). Zij lijken de wereld van de bomen soms bijna voor te stellen als een botanische hippiegemeenschap.

Allemaal goed, als dat leidt tot meer begrip en waardering voor bomen. Een belangrijk deel van de toekomst moet zijn de steden te beplanten: auto’s eruit, bomen erin. Een ander deel de natuur buiten de stad laten herstellen: vee en veevoer eruit, en zien wat Moeder Natuur voor moois maakt.

Een raadseltje voor je: wat is het tegenovergestelde van een boom? Een auto, een koe, een schoorsteen? Ja, of korter gezegd: uitstoot.

‘Laten we plaats maken voor het woud, zoals het woud plaats maakte voor de beschaving…’

Maar bomen zijn meer dan instrumenten voor de toekomst. Bomen horen bij ons. De mensheid is opgegroeid onder een bladerdak. Er bestaat een voorwereldlijke, emotionele band tussen ons en bomen; wouden zijn dragers van cultuur en identiteit, een toevluchtsoord voor het afwijkende en een vrije ruimte voor onze verbeelding.

Ik houd van boeken die daar mee aan de haal gaan. Ik heb drie favorieten. De eerste is Forests – The Shadow of Civilization van Robert Pogue Harrison, waarin de schrijver de rol van het woud in ons Westerse denken onderzoekt, van het begin in de klassieke oudheid tot het ecologische tijdperk waarin we ons nu bevinden. Het woud wordt daarin voorgesteld als ‘schaduw’, als ‘Ander’ voor onze beschaving. Die beschaving is letterlijk uitgehakt tussen de bomen die ons continent bedekten.

Een tweede favoriet is The Tree van John Fowles. In dit dunne boekje vertelt romanschrijver Fowles over zijn levenslange liefde voor bomen. Hij pleit voor persoonlijke ontmoetingen met bomen, naast een wetenschappelijke of instrumentele interesse, en mengt zijn verhaal met gedachten over filosofie, kunst en literatuur. De boodschap is dat onze band met de natuur zich niet laat beschrijven of opmeten:

‘wat ik vooral uit de natuur haal is voorbij de woorden. Het proberen in woorden te vangen plaatst me ogenblikkelijk in dezelfde boot als de benoemers en beoogd-eigenaars van de natuur: dat is, het schept afstand tussen mij en het belangrijkste wat ik te leren heb. Het is een beetje zoals bij atomaire natuurkunde, waar precies het observeren zelf verandert wat er geobserveerd wordt; hoewel de valkuil hier ligt in het beschrijven van de observatie. Om te beginnen aan zo’n beschrijving is als proberen het onvangbare te vangen. Het enige doel kan zijn de ijdelheid van de beschrijver te strelen – een effect dat pijnlijk duidelijk is in veel van de meer sentimentele natuurwetenschappelijke schrijvers.’

De laatste favoriet is Herman Hesse, die uitgebreid schreef over bomen. Recent is een verzameling hiervan opnieuw uitgebracht in het Engels. Hesse schrijft wat mij betreft het diepst en persoonlijkst over bomen en wat ze ons te zeggen hebben:

Als we ons verslagen voelen, en ons leven niet langer kunnen verdragen, dan hebben bomen ons iets te zeggen: Wees stil! Wees stil! Kijk naar mij! Leven is niet makkelijk, leven is niet moeilijk. Dat zijn kinderlijke gedachten. Laat God in je spreken, en je gedachten worden stil. Je bent angstig omdat je pad je wegleidt van moeder en van thuis. Maar elke stap en elke dag brengt je terug naar de moeder. Thuis is niet hier en niet daar. Thuis is van binnen, of thuis is nergens.

Het leven doorlopen met de bomen, lijkt Hesse te zeggen, zorgt voor aarding en dwalen tegelijk:

‘een verlangen te dwalen snijdt door mijn hart als ik ’s avonds de bomen hoor ruisen in de wind. Wanneer je stil naar hen luistert, voor een langere tijd, dan toont dit verlangen zijn kern, zijn betekenis. Het is niet zozeer een kwestie aan je lijden te ontsnappen, hoewel het misschien zo lijkt. Het is een verlangen naar thuis […] Dus ruist de boom in de avond, terwijl we onzeker staan tegenover onze kinderlijke gedachten: bomen hebben lange gedachten, een lange en rustige adem, zoals ze langere levens hebben dan wij. Ze zijn wijzer dan wij, zolang we niet naar hen luisteren. Maar als we hebben geleerd naar ze te luisteren, dan veroorzaken de kortheid en de snelheid en de kinderlijke haast van onze gedachten een onvergelijkbare vreugde. Wie heeft geleerd naar bomen te luisteren wil geen boom meer zijn. Hij wil niets liever dan zijn wie hij is. Dat is thuis. Dat is geluk’.

© Buitendijks, 2023

Bronnen:

  • Beeld: Mark Twain Tree, Miscellaneous Groups, Ben Hicks and family of Visalia at Mark Twain Tree, 1880’s, National Park Gallery, via picryl.com
  • Fred Pearce, A Trillion Trees: Restoring Our Forests By Trusting in Nature, Granta, 2021
  • Meer over de Europese Commisie en bomen: zie The Guardian
  • Peter Wohlleben, The Hidden Life of Trees: What They Feel, How They Communicate: Discoveries from a Secret World, Greystone Books, 2016
  • Suzanne Simard, Finding the Mother Tree: Discovering the Wisdom of the Forest, Knopf, 2021
  • Quote: Robert Pogue Harrison, Forests, University of Chicago Press, 1992, preface, ix
  • John Fowles, The Tree, Little Toller, 2016, pp. 42-3
  • Herman Hesse, Trees – An Anthology of Writings and Paintings, Kales Press, 2022
  • Vertalingen: Buitendijks

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: