GEEN WOORDEN VOOR

De Nederlandse taal is, als het gaat om klimaat en leefomgeving, een beetje beperkt. In het Engels hebben we het over ‘the environment’, dat zowel lokaal als planetair is, en over ‘environmentalism’, dat een overkoepelend begrip is, maar ook de strijd voor specifieke ‘groene’ kwesties en crises kan aanduiden: klimaatopwarming, biodiversiteitsverlies en milieuvervuiling.
In het Nederlands ontbreekt zo’n duidelijke en alom inzetbare naam voor ‘the environment’ of voor de bijbehorende bewegingen. Het is voor mijn gevoel een beetje een vocabulair rommeltje. ‘Groen’ komt nog het dichtst in de buurt, maar het woord heeft teveel andere functies om helemaal tevreden te stellen. ‘Milieu’ is te lokaal en te wetenschappelijk; het roept teveel het beeld op van reageerbuizen en gifbelten. ‘Ecologie’, veel gebruikt in Vlaanderen, is voor mij te biologisch en te lokaal, en overal ‘eco-‘ voor zetten is half werk. ‘Klimaat’ is maar een deel van de scope, ‘planeet’ en ‘biosfeer’ zijn te exclusief grootschalig, en ‘leefomgeving’ is daarentegen te kleinschalig en lokaal. Bruno Latour introduceerde tenslotte nog de term ‘terrestriaal’, letterlijk ‘van de aarde’, dat de lading goed vat, maar denk ik te ingewikkeld is. Zucht…
Ondertussen werken dergelijke vocabulaire beperkingen het denken over de aarde in ‘geïsoleerde kwesties’ of ‘ver-van-mij-bed-shows’ natuurlijk in de hand. Als je iets niet met woorden kunt benaderen dan is ernaar handelen nog verder weg.
♣
We missen dus woorden. Dat geldt ook voor woorden om onze concrete beleving van het landschap te vatten. We leven niet meer zo intens samen met onze groene leefomgeving, dus is het logisch dat onze woordenschat is verarmd. Woorden voor een directe ervaring ontstaan immers – duh – door langdurig direct te ervaren, oftewel door tijd door te brengen met het landschap om je heen. Onze cultuur heeft de tegenovergestelde beweging gemaakt.
De woorden die ik tegenkom zijn daarom logischerwijze nogal abstract. Het is een weerspiegeling van onze relatie met de natuur, die ook best theoretisch is geworden. En het is daarom ook niet gek dat we vaak spreken in abstracties, over algemene houdingen, om onze relatie met de natuur te duiden. Neem bijvoorbeeld Matthijs Schouten:
‘Milieufilosofen hebben vier manieren omschreven waarop de mens zijn relatie met de natuur kan zien. Namelijk: de mens als eigenaar, rentmeester, partner of participant van de natuur. Het eerste denkbeeld is typisch westers. De natuur is daarbij slechts een verzameling objecten die mensen kunnen gebruiken. De andere denkbeelden zie je meer terug in andere culturen. Zo staat in de islam en het jodendom het beeld van de rentmeester centraal: de mens mag de natuur bewerken, maar moet deze ook bewaren. Een stap verder is de mens als partner. Je bent niet de baas over natuur en staat er niet gescheiden boven, maar bent ermee in interactie. Dat zien we terug in alle vroege culturen. In Azië zien we met name het denkbeeld terug van de mens als participant, als integraal onderdeel van een groter geheel van leven.’
Hiermee blijven we in zekere zin op afstand, maar het is beter dan niets. Ook in de beschrijving komen we iets dichterbij, omdat het raakt aan het particuliere, onuitsprekelijke dat onder de woorden verborgen zit: het gevoel verantwoordelijkheid te hebben voor je omgeving, het gevoel deel uit te maken van iets groters.
En tussen dat ‘dichterbije’ punt en de natuur zelf in hebben we dan ook nog poëzie. Als we al woorden zouden hebben voor de directe ervaring van onze omgeving, een soort van ‘perceptorium’, dan zou dat volgens mij poëzie zijn.
♣
© Buitendijks, 2023
Bronnen:
- Beeld: Matthias Ripp, via pxhere.com
- Quote Matthijs Schouten: interview Natuur & Milieu
Geef een reactie